Liederen van Pasen naar Pinksteren
1. Niet is het laatste woord gesproken
t. A. Govaart, m. F. de Vries
Liedboek Zingen en bidden in huis en kerk, 818
Niet is het laatste woord gesproken,
er klinkt een lied, al is het nacht.
Onzeker gaan wij, lotgenoten,
op weg met wie ons samenbracht.
Wat komen zal is nog verborgen,
God weet wat ons te wachten staat:
het stille licht, een nieuwe morgen,
waarmee ik mij verzoenen laat.
Wie als het water uitgegoten
de dorre grond tot bloeien brengt;
wie als de dauw daalt in de morgen
en schepping teer met licht doordrenkt,
leeft niet vergeefs, gaat niet verloren
in duisternis van niemandsland.
Een naam klinkt in het wuivend koren:
belofte van het nieuwe land.
2. Dit is een morgen, t. E. Farjeon
v. A. Govaart, m. Keltische volksmelodie – Bunessan
Liedboek Zingen en bidden in huis en kerk, 216
Dit is een morgen als ooit de eerste,
zingende vogels geven hem door.
Dank voor het zingen, dank voor de morgen,
beide ontspringen nieuw aan het woord.
Dauw op de aarde, zonlicht van boven,
vochtige gaarde, geurig als toen.
Dank voor gewassen, grassen en bomen,
al wie hier wandelt ziet: het is goed
Dag van mijn leven, licht voor mijn ogen,
licht dat ooit speelde waar Eden lag.
Dank elke morgen Gods nieuwe schepping,
dank opgetogen Gods nieuwe dag.
3. Lied van Tomas
t. A. Govaart, m. C. Winter, niet eerder uitgegeven Ik wilde met hem sterven.partituur
Ik wilde met hem sterven,
maar moet nog leren leven.
Ik wilde hem echt volgen
maar ken nog niet de weg.
Ik kan nog niet geloven
dat hij zo laag verraden
door God en mens verlaten
verminkt is en vermoord.
Ik kan geen afscheid nemen
zolang ik niet kan zorgen
voor zijn geteisterd lichaam,
de wonden heb gevoeld.
Ik heb hem niet gezien,
zijn vrede niet ontvangen
gevangen en omsluierd
door ongericht verdriet.
Scheur de sluier,
wis de tranen,
breek bij me in,
sta in mij op,
wees de weg,
wens mij vrede.
4. Zwaar is de weg; Emmauslied,
t. A. Govaart, m. H. Wolfs, Continuo 2001
Zwaar is de weg, een aftocht zonder hem.
Bedrukt gaan wij, ontzet; geen oog meer voor het licht,
hoop achter ons.
Komt op ons toe, vraagt wat er is gebeurd,
een vreemde grensganger. Wij spreken struikelend,
verward verhaal:
‘een mens die zag, een woord van leven sprak,
hoop op bevrijding gaf; haat en verraad opriep.
Weg, dood, gegaan.’
Hij trekt van leer met Mozes aan zijn zij
en laat ons alle kanten van de schriften zien.
Zij klinken nieuw.
‘Blijf ons nabij in deze avondval.’
Hij breekt het brood met ons, het licht breekt in ons door
en keert ons om.
Wij keren om, geen duister houdt ons vast.
Zo gaan wij opgewekt en met een last van licht,
een lopend vuur.
‘Hij is met ons’, wij roepen elkaar toe,
een woord dat leven doet, het brood dat breken moet,
God, zo nabij.
5. Wee de herders
t. A. Govaart m. Helmsley, zetting Th. Olivers,
in: a Festival of Lessons and Carols, Centrum voor de Kerkzang 2011
Wee, de herders die hun schapen
overlaten aan hun lot,
laten dorsten, laten blaten,
oogmerk winst, de mond vol spot.
Herder koning,
neem het voor uw kudde op.
Zie, de herder brengt hen samen,
zoekt hen in verlatenheid.
Wie verdwaald, verdreven waren
wijst hij nieuw land, goed en wijd.
Vrede geeft hij,
vestigt vast zijn heerschappij.
Hoor, God heeft zijn volk doen opstaan,
uit het slavenhuis bevrijd
en de ballingen doen teruggaan,
Waarom niet in deze tijd?
Kom bevrijden,
breng ons thuis, wij zijn bereid.
6. Hemelvaart, Hoor ik dat woord,
t. A. Govaart, m. R. Goorhuis, in: In uw licht, Gooi en Sticht 2001
Hoor ik dat woord, – je bent hier aanwezig;
even bekend in dat breekbaar gebaar.
Een geur onbeschrijflijk roept jou plots te voorschijn,
dan weer vervlogen als was je niet waar.
Wat liet je ons na
wat kunnen we delen,
hoe ben je aanwezig,
hier onder ons?
Beelden van jou zijn in mijn hart besloten,
en niet uit te wissen: ja, waarlijk een mens.
Een die voorbij gaat doet mij aan je denken;
soms klinkt je naam als een pijnlijke wens.
Wat liet je ons na
wat kunnen we delen,
hoe ben je aanwezig,
hier onder ons?
Dwars door de muren, je bent in mijn dromen,
je wenkt onweerstaanbaar, ik raak je niet aan.
soms even nabij in het vuur dat verwarmt,
en weer verdwenen, in rook opgegaan.
Je brengt ons bijeen
wij vieren je leven,
zo ben je aanwezig
hier onder ons.
7. Geschenk uit de hemel
t. A. Govaart, m. C. Fictoor,
Liedboek Zingen en bidden in huis en kerk, 702
Geschenk uit de hemel, wolken en vuur:
fakkel doorgegeven,
Woord om mee te leven,
wijzer op de lange duur.
Geschenk uit de hemel, tongen van vuur:
talen om te spreken
van Gods levensteken.
Woord dat klopt en vindt gehoor.
Geschenk uit de hemel, mensen van vuur,
door de Geest bewogen
met Gods Rijk voor ogen.
Kom, vervul ons Geest, dit uur.
8. Pinksterliedje
t. A. Govaart, m. A. Boers, niet eerder uitgegeven Pinksterliedje partituur
Zeven maal zeven, de tijd is rijp,
we kunnen weer gaan oogsten.
De eerste vruchten van het veld
zijn voor de Allerhoogste.
Zeven maal zeven, wat duurt het lang.
De deuren zijn gesloten,
de leerlingen verweesd en bang;
wie blaast hen nieuwe hoop in?
Zeven maal zeven, een fel geraas,
de Geest drijft hen het huis uit.
Gedreven doen zij het relaas,
dat nieuwe oogsten inluidt.
Zeven maal zeven, in elke taal
komt goed nieuws ons ter ore.
Hoor, Jezus, uitgezaaid als graan:
de eerste uit de doden.
Zeven maal zeven, de tijd is rijp,
we kunnen weer gaan oogsten.
De eerste vruchten van het veld
zijn voor de Allerhoogste.
9. Pelgrimslied, Vroeg in de morgen
t. A.Govaart, m. T.Hagen, ZG 8,
Vroeg in de morgen – dauw lag op het land –
zijn wij op weg gegaan, het afscheid van een vriend,
verwaaide groet.
Geen zware last, wat kleren en een brood,
geen stok om mee te gaan, een eerste struikelpas,
steun voor elkaar.
Nog onvervuld, verlangend zoeken wij,
de ruimte van het land, de wijdte van de tijd,
een vriend, mijn God.
Langs groenend graan, belofte voor de oogst,
een schaduw voor mij uit, gestalte vaag bekend,
trekken wij op.
Een smal hard pad tussen de velden door,
de aren barstensvol, verzengde zonnebloem.
Een stenen tijd.
De dag is vuur, de aarde dichtgeschroeid.
Met zout doordrenkt gaan wij, de lippen zwijgen droog,
de ogen mat.
Vergeten, waarom zijn we weggegaan,
geen zicht meer op een doel, wij dwalen rond verdwaasd,
haast zoekgeraakt.
Geen schaduw achter mij, geen voor mij uit,
geen engel die mij voedt, geen die mij schraagt, mij troost,
een stok alleen.
Het land verkleurt, het avondlicht maakt mild.
een stil, weids vergezicht, het suizen van de wind.
Het water wacht.
Het koren is geoogst, de velden leeg.
Gedreven worden wij, niet meer op eigen kracht,
weer met elkaar.
Tot rust gekomen is mijn ziel in mij.
U bent ons landschap, God, de ruimte van de tijd
geeft U alleen.
Met duizenden gaan wij de tijden door,
zien torens aan de kim, kantwerk van licht en steen:
een nieuwe stad.
10. Voor mensen van de weg
t. A. Govaart m, J. Brandsma,
Nationale Raad voor Liturgie, 1999
Voor mensen van de weg
die op U durven bouwen,
en gaan in goed vertrouwen,
dat U ons richting geeft:
wees onze reisgenoot.
Uw vrede is de weg,
U hebt hem ons gewezen
door zieken te genezen
en machten te weerstaan:
wees onze bondgenoot.
Voor mensen onderweg
verzameld om te eten
te proeven van het weten,
dat U ons voedsel geeft:
wees onze disgenoot.
Wij vieren hier op weg,
dat U ons hebt gegeven
uw lichaam en uw leven
gebroken, brood voor ons,
U, onze huisgenoot.
Wij delen onderweg
het brood ons doorgegeven
zo delen wij uw leven
en ademen één geest:
wij worden deelgenoot.
11. Wij zagen hoe het spoor van God
t. M.Scouarnec, v. A. Govaart, m. J. Akepsimas
Liedboek Zingen en bidden in huis en kerk, 1000
Wij zagen hoe het spoor van God
sporen van mensen kruiste.
Wij zagen licht, een vuur laait op,
feest voor armen in het duister.
R Komt hij terug op onze weg,
keert hij verharde harten?
Wanneer komt hij met licht en lef,
zaaigoed in onze handen?
Wij zagen mensen teer en fier,
bloeien in steenwoestijnen.
Wij zagen hoe de schepping nieuw
gloort in vrede zonder einde. R
Wij zagen lammen op het feest,
dansend en opgetogen.
Wij zagen hoe de hoop weer leeft
in de uitgedoofde ogen. R
Wij zagen rijken diep ontdaan,
konden zichzelf niet geven.
Wij zagen armen binnengaan
in een huis vol licht en leven. R
Wij zagen God verloren staan,
zullen zijn kinderen komen?
Wij zagen Gods hart opengaan:
levend water, rijke stromen. R
12. Leven met een visioen; Lied over Ruth
t. J. van Andel , m. A. Boers,
in: (Werkboek bij) Ruth een verhaal van hoop,
redactie: C. Bekius & K.Bergman, Docete 2013.