gedichten en gebeden voor kinderen en andere mensen

 

Feest
Alle huizen hebben slingers,
de balkons die gaan goed los
met ballonnen aan het hekwerk
vormen ze een zwevend bos.

Nergens zijn meer scherpe spijkers,
op hun rug liggen de tanks
te genieten van het zonlicht,
grote glimlach en niets engs.

Aan een driepoot van geweren
hangt een helm boven het vuur
vol met water, groenten, kruiden,
heerlijk eten op den duur.

Komt de vrede op haar fietsje
belgerinkel, groot festijn;
als je achterop wilt springen
moet je heel snel bij haar zijn.

Langzaam wordt het toch weer donker.
maar wie lang kijkt ontdekt steeds
meer en meer licht aan de hemel.
Ook de sterren vieren feest!

t. Andries Govaart m. Arie Boers
De weg die je goeddoet, 342

Bij de dood van een huisdier.
… was een heel lief dier,
nu is ie dood, is niet meer hier,
ik kan het niet geloven
Of is ie misschien boven
en speelt met God en is tevree,
Ik mis hem wel, ik doe niet mee.

Bij donder en bliksem
Hou je mond toch, kwade donder;
en jij licht flits niet zo snel.
Ik word bang hier in het donker
en natuurlijk weet ik wel:
de boze wolken drijven over
een lichte wind blaast alles droog
en heel misschien zien wij de kleuren
van God eigen regenboog

t. Andries Govaart m. Toon Hagen
De weg die je goeddoet, 283

Voor het eten
Eten is een feest voor mond en neus en ogen
eten is een feest waarvan wij leven mogen.
Je proeft en ruikt en ziet;
je praat en lacht, geniet.
Eten is een feest en samen ’t allermeest.

t. Andries Govaart m. Frans Bullens
De weg die je goeddoet, 30

Voor het slapen
Hier is je bed, het wacht op je slaap.
Nog even kijken wat je achterlaat
voor je vertrekt naar dromenland.
Ook daar waakt er een, je bent in Gods hand.

Voor het slapen
Voor de mensen groot en klein,
voor het leren en de gein,
voor de zon, de wind, de regen
en voor wat ik heb gekregen,
voor het lachen en het huilen,
voor het spelen en de builen,
God, ik dank U voor de dag,
blijf ook bij mij in de nacht.

Bij de dood van een huisdier
NN springt en holt niet meer,
de glans is van zijn huid.
Ik ben alleen zo zonder hem
het huis mist zijn geluid.

Maar ooit zullen we spelen
en aai ik weer je vacht;
Je zal me vast herkennen.
God ziet het wel en lacht.

Voor het eten
(elkaar aankijken)
Zitten wij hier zomaar aan tafel
kijken wij elkaar goed aan
(handen vouwen)
(ogen dicht)
danken wij voor wat wij nu krijgen:
Zegen, God, ons middagmaal/avondmaal.

Voor het eten
Of ik trek heb of juist niet,
veel plezier heb of verdriet
of ik druk ben of heel stil
en ik eigenlijk niks wil,
of ik boos ben of tevree,
altijd ja roep of juist nee,
danken wil U, o God,
om het eten op mijn bord.

Bij verlies en dood
…en dan zal God
de rouwrand om de wereld
heel zorgvuldig weggummen.

En alles is licht
en straalt en glimt en glinstert;
zelfs de diepe kuil geeft een knipoog.

Lied bij de wegzending
U stuurt ons erop uit,
’t heeft lang genoeg geduurd,
en voor ons uit de weg,
we spelen met uw vuur.

Ga, ga de wereld kleuren
met handenvol, vol schitterend licht.
Kom, laat de geest gebeuren;
de aarde krijgt een nieuw gezicht.

Een streekje blauw,
’t is opgeruimd, de chaos is voorbij.
De koele zee, de hemel trouw,
de dag: een schone lei.

Een vleug geelgoud,
het pure licht, de zon verblindend mooi.
Het zaad, de bloemen, droge grond,
de geur van voedzaam hooi.

Een streekje rood,
de avondzon, het vuur, het bloed, de wijn.
De warme liefde die het houdt
in voorspoed en in pijn.

Ga, ga de wereld kleuren
met handenvol, vol schitterend licht.
Kom, laat de geest gebeuren;
de aarde krijgt een nieuw gezicht.

t. Andries Govaart m. Rien den Arend
voor het Regenboogkoor in Wageningen

lied Veertigdagentijd en Pasen A
refrein
Kom uit je huis, ga met ons mee,
ga mee op weg, wie kom je tegen?
Je weet niet wat je ziet,
gelooft ook vaak je oren niet,
maar gaat vertrouwen op Gods zegen.

1e zondag
Kijk, de woestijn, dit is de plaats
waar je jezelf leert kennen:
Wat heb ik nodig, wat doet goed,
dan klinken valse stemmen:
Je kunt toch alles, pak eens uit,
vergeet toch je geweten!
Ik deel niet in dat duivels spel,
ik wil van Gods woord eten.

2e zondag
Hoog op de berg, een hemels spel,
Elia, Mozes, Jezus
gekleed in licht, druk in gesprek.
Met open mond roept Petrus:
we blijven hier, hier is het goed.
Een stem klinkt uit de wolken:
dit is mijn zoon, mijn favoriet;
Ga, zijn woord moet je volgen.

3e zondag
Dit is de bron, in vreemd gebied
vermoeid gaat Jezus zitten.
Daar komt een vrouw en hij vraagt haar
om water in de hitte.
Maar wie is hij die met mij spreekt,
profeet of rare pias,
die altijd levend water geeft?
Geloof me, de messias.

4e zondag
In het voorbijgaan, Jezus ziet
een blindgeboren stakker.
Het is geen straf, wat denk je wel;
Gods kracht wordt in hem wakker.
Hij smeert zijn ogen in met stof
en spuug: nu, ga je wassen.
De blinde gaat, gelooft en ziet,
maar niemand wil het vatten.

5e zondag
Dit is het graf, een goede vriend,
de dood heeft hem gewonnen.
En ieder legt zich daarbij neer,
juist dat doet Jezus grommen.
Dat ach en wee en ongeloof;
haal weg die steen. God, hoor mij.
Trek uit, roept hij. De dode komt
in levend licht te voorschijn.

Palmzondag
Daar ligt de stad Jeruzalem,
haar koning trekt er binnen.
Een koning op een ezelin,
kan die de mensen winnen?
Wie is die man, wat brengt hij ons,
wat durf ik te geloven?
Gezegend die in Gods naam komt,
hosanna in den hoge.

Pasen
De scheppingstuin, de zon komt op,
de dode is verdwenen.
Wie durft dit teken te verstaan?
Maria blijft nog wenen,
maar ziet de tuinman, hoort haar naam,
draait om, herkent dan Jezus.
Hou mij niet vast, meld overal:
Hij leeft, Hij is verrezen.

t. Andries Govaart m. Jetty Podt

Ga je mee dwalen?
De kortste weg, de weg náár school,
kantoor of de fabriek.
Maar als ik klaar ben en vertrek
hoor ik een stem, muziek,
dan fiets ik door, een nieuwe buurt;
ik groet wie ik niet ken.
Ik word een wereldreiziger,
ontdek wie ik echt ben.

De lucht is blauw, de bomen groen,
de ramen staan wijd open,
maar dan plots wordt het grijs en koud,
mijn band loopt leeg, ‘k moet lopen.
De eerste druppels, bedrijvenpark,
nou park kun je vergeten.
’t Is dicht beton al wat ik zie.
ik ben niet op tijd voor ‘t eten.

Maar dan ineens herken ik weer
de straten, nu nog even
dan ben ik thuis en daar staat ma:
waar was je nou gebleven?

Komt een duif gevlogen
Met olijftak in de snavel
pikt de duif verhalen op;
hoe de oorlog is verdwenen,
haat en ruzie is gestopt.

Vliegensvlug brengt hij die boodschap
aan wie zitten in de knel.
Hij wijst ons de goede richting
als hij zijn verhaal vertelt:

Van een kind dat is geboren,
God met ons, dat is zijn naam;
het verbindt wat is gebroken,
kind dat mee op weg zal gaan.

Kijk, daar komt die duif gevlogen.
Mooi, dat hij mijn schouder vindt
in mijn oor koert hij heel zachtjes:
hoor, misschien ben jij dat kind.

t. Andries Govaart m. Christiaan Winter
De weg die je goeddoet, 170

Pakje
Ik kom van ver weg gelopen,
want ik hoorde dat jij riep.
Een presentje meegenomen,
ingepakt en met een strik;
en dat draag ik voor me uit.

Als ik jou dan heb gevonden
om de hoek of in de wind,
in het park of op de zolder
of toch in het labyrint
krijg je dat cadeau van mij.

Laat me dan niet te lang wachten,
… misschien neem jij het aan,
pakt me uit en moet stil lachen;
ik geef een kus en zeg je naam:
in dat pakje, daar zit ik.

Waar dan wel? kerstmis
Is het hier in dit paleis?
Nee, daar wonen ze te deftig.
Hier dan in die torenflat?
Niet zo hoog, dat is te heftig.

Hier misschien in deze kerk?
Veel te stil en veel te heilig.
Of daar dan in dat glaskantoor?
Daar ben je als mens niet veilig.

Is het in dat kleine park?
Dat zou kunnen, maar te open.
Maar waar dan wel, in welk gebouw
is dat kind waar wij op hopen?

Loop maar door, daar is een schuur.
Klop dan zachtjes, ga naar binnen.
Zie het kind dat licht en lacht,
plaats waar we opnieuw beginnen.

Jij die mij aanroept (muziek: Liedboek 539)
Jij die mij aanroept
Als ik moe ben of ontdaan,
elke kant op stuiter,
breek je in en roept mijn naam,
breng je me naar buiten.

Jij die aan mij denkt
Naar een plek ga ik, geheim,
naar een hut, verlaten.
Jij alleen gaat mee op reis,
met jou kan ik praten.

Jij die mij de ogen opent
Langs het afval en de stort,
langs het vuile water.
daar toon jij hoe mooi het wordt:
schone, nieuwe aarde.

Jij die mij blij maakt
Jij geeft toekomst, keert mij om,
doet mijn ogen open,
ik drink water uit de bron
en durf weer te hopen.

Jij die mij recht doet
Komt een mens mij ooit te na,
haakt me pootje, pest me,
jij bent daar die voor me staat
jij gunt mij het beste.

Jij die mij voorgaat
Samen gaan wij terug naar huis
met goed nieuws voor allen.
Heel de straat vol feestgedruis,
wat staat ons te wachten?

Jij die mij aankijkt
Jij ziet ons en maakt ons groot,
wil graag met ons omgaan.
Gaan wij er toch onderdoor,
help je ons weer opstaan.

uit ‘Jij die me aankijkt’ werkboekje op weg naar Pasen

Posted in Artikelen, Teksten | Tagged , , , , , | Reacties uitgeschakeld voor gedichten en gebeden voor kinderen en andere mensen

Comments are closed.