1. Fragment uit een overdenking
“… Een vrouw wordt opgenomen in het ziekenhuis.
Wat een eenvoudige ingreep moest worden, liep helemaal uit de hand.
Er gaat van alles mis.
Gevolg: meerdere zware operaties, een noodzakelijk verblijf op de IC,
een pijnlijke boodschap en een langdurige herstelperiode.
Haar leven zal nooit meer hetzelfde zijn.
Zij krijgt het gevoel alsof alles haar uit handen was geslagen.
Haar vertrouwen is op alle fronten geschaad, inclusief het Godsvertrouwen.
Ze is Hem toch trouw geweest?
Waarom liet Hij haar nu zo in de steek?
Waarom moest het zover komen?
Als pijn, teleurstelling en onzekerheid de boventoon voeren,
is er meer verwarring dan ruimte.
Dan is tijd nodig om een en ander te verwerken.
Gods woord? Het zal wel, maar zij kan er niets mee. Het stoot eerder af.
‘Wat heb ik eraan?’ denkt ze. ‘Ik voel er niets van.’ …’’
De pastor stond achter de ambo en sprak dit deel van de overweging uit,
een voorbeeld uit haar eigen werkervaring in het ziekenhuis.
Ze zei het vriendelijk met bewogenheid en gesluierde stem.
In de feedback zei iemand uit de oefengroep
dat haar zachte stem niet klopte met de inhoud van het voorbeeld.
Kun je de teleurstelling of de pijn laten meeklinken?
Het woord ‘geslagen’ riep bij mij (de trainer) het beeld op
van iemand die ene klap na de andere klap in het gezicht krijgt:
‘meerdere zwaardere operaties’, een klap in het gezicht;
‘een noodzakelijk verblijf op de IC’, een klap in het gezicht;
‘een pijnlijke boodschap’, een klap in het gezicht,
‘een langdurige herstelperiode’, een klap;
‘haar leven zal nooit meer hetzelfde zijn’, een klap.
Dit beeld sprak tot de verbeelding van de predikant
en de toehoorders vóelden het lijden van deze vrouw,
toen ze dit fragment nog een keer verhaalde.
2. Verhalen navertellen?
De kracht van veel Schriftverhalen is de beknoptheid ervan.
Parabels, teken/wonderverhalen brengen ons in een enkel woord in een scene.
Er vindt een gesprek of een handeling plaats, we horen reacties en het verhaal is gebeurd. In veel preken worden de verhalen naverteld.
Sommige mensen onder het gehoor voelen zich dan niet serieus genomen:
Ik heb dit toch zojuist gehoord?
Wanneer je het schriftverhaal opnieuw naar voren brengt,
moet je als predikant goed weten waarom je dat doet.
Wat voegt jouw wijze van vertellen toe aan het schriftverhaal?
Veel navertellingen halen het niet bij het origineel.
Ze worden gesteld in de (voltooid) verleden tijd en in de indirecte rede.
Daarmee communiceer je (onbewust) dat het gaat om een verhaal van lang geleden.
Wij hebben daar geen deel meer aan.
3. Spreken in het hier en nu
”… Verder wist hij zich geroepen Gods koninkrijk te verkondigen.
Een rijk waarin juist de liefde, heelheid en verzoening centraal zullen staan.
En als teken en belofte van dat rijk genas hij zieken
en bracht hij verzoening tussen God en mensen.
Hij at met zondaars en tollenaars.
Daarmee wilde hij zeggen, dat ook zij bij God mogen horen.
Dat is ook een reden waarom veel van Jezus’ tijdgenoten op hem afknapten.
Dat hij zomaar beweerde een speciale relatie met God te hebben.
En dat hij zich inliet met allerlei mensen waarmee je liever niet gezien wilt worden:
de mensen die op school geen hoogvliegers zijn
en niet aan onze morele standaarden voldoen.
En dan maar roepen dat je door God bent gestuurd.
Het is haast godslasterlijk, zo haal je God naar beneden. …”
Het middelste stukje gaat al ander klinken
wanneer je dat in de tegenwoordige tijd zet:
‘Dat is ook de reden waarom veel tijdgenoten op Jezus afknappen,
dat hij zomaar beweert dat hij een speciale relatie met God heeft
en dat hij zich inlaat met allerlei et cetera.’
Je kunt het ook in de directe reden zetten:
‘Daarom knappen veel van de mensen om hem heen op hem af.
Hij beweert dat hij een speciale relatie met God heeft.
Hij laat zich in met allerlei mensen met wie ik niet gezien zou willen worden, etc.’
Er zijn verschillende middelen aan de aandacht te blijven trekken van de toehoorders.
We zie hierboven hoe het gebruik van verleden tijd en tegenwoordige tijd werkt.
Het zelfde geldt voor de directe en indirecte rede.
Veel predikanten formuleren hun preek op hun studeerkamer. |
Dit kan tot gevolg hebben dat we een schrijftaal horen, geen spreektaal.
Dan klinken te lange, te ingewikkelde zinnen.
Wanneer de preek uitgeschreven is zullen we zelden onaffe zinnen horen, anakoloeten.
Kortom, de toehoorders worden niet gestimuleerd om mee te formuleren.
Zorgvuldig geformuleerde zinnen worden hen aangereikt.
Onaffe formuleringen, aarzelend spreken, echte vragen stellen,
zijn hulpmiddelen om de toehoorders tot deelgenoten te maken.
Wanneer de predikant alles in hetzelfde tempo leest,
lijkt ieder woord en ieder zinsdeel en iedere alinea even belangrijk.
Wanneer h/zij geen gebruik maakt van stilte en alles met hetzelfde volume voordraagt,
dan is de dood in de pot en zal vrijwel niemand de hele preek horen.
4. liturgische performance
In deze training klinkt vaak in aanvang de vraag naar het leren van gebaren,
naar gebruik maken van mimiek.
In de loop van de training worden de gebaren minder,
wordt de mimiek rustiger, wordt het spel ‘kleiner’.
Gebaren maken is niet eenvoudig, het maakt snel een overdreven indruk;
wanneer we ons toeleggen op mimiek wordt het vaak bekkentrekkerij.
Wanneer de predikant voor zich ziet wat er gebeurt,
als het actueel is wat z/hij vertelt,
wanneer de overweging een gebeurteniskarakter heeft,
uit zich dat in heel de houding en met name in de kleuring van de tekst.
Dat is vaak intens en voldoende.
De voorganger heet de familie, kennissen en anderen welkom bij de uitvaart van X.
Ze doet dat op een uiterst innemende en contactuele wijze.
Ze staat achter de lezenaar, maar houdt die niet vast.
Zij is beweeglijk en kijkt rond, ook naar de mensen aan de zijkanten, zij gebaart.
Dat heeft als gevolg dat het onrustig wordt,
dat we achteraf niet meer weten wat er gezegd is.
Ik vraag aan pastor R. zichzelf vast te zetten,
haar handen licht op de lezenaar te leggen,
geen gebaren te maken, niet alle kanten uit te kijken,
maar alleen de oprechte woorden uit te spreken.
Het is moeilijk voor haar niet te bewegen, het voelt aan als onnatuurlijk,
maar in deze oefensituatie is het de moeite waard het te proberen.
Wat er gebeurt bij ons, toehoorders en toeschouwers,
is dat de voorganger wint aan kracht.
Haar ogen en mond worden letterlijk sprekender en er is niets meer dat afleidt.
Er gaat geen energie meer verloren in gebaar of beweging,
alle oprechte betrokkenheid horen we aan de stem en lezen we van het gezicht.